Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op

— Jesaja 60:1

Wij moeten niet vergeten dat er na de geboorte van de Heere Jezus gelukkig wel waren die zich werkelijk opmaakten om naar Bethlehem te gaan om Hem te aanbidden, maar dat er veel meer waren voor wie dit niet gold. Nadat de herders de Heere Jezus gevonden hadden maakten zij alom het woord bekend dat hun van dit Kindeken gezegd was en wij lezen dat allen die het hoorden zich verwonderden. Wij lezen echter niet dat deze allen zich ook opmaakten om de geboren Koning te zoeken. Wij lezen wel van de wijzen uit het oosten dat zij in Jeruzalem zijn aangekomen en het gezegd hebben: “Want wij hebben gezien Zijn ster in het oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden”. Hoewel geheel Jeruzalem ontroerd was en de overpriesters en schriftgeleerden wisten te melden dat zij naar Bethlehem moesten gaan, vervolgden de wijzen hun weg alleen. In de dagen van de Babylonische ballingschap was het niet anders. Toen het volk na 70 jaar terug mocht keren naar Jeruzalem bleven velen achter. Wie zijn het die zich wel opmaken? Zijn zij het niet die de diepe duisternis van Godverlatenheid in hun leven ervaren? Is dat niet een jongere die alle vrede met God moet missen, maar de Heere niet meer kan missen? Het is niet voor niets dat de Zaligmaker in Gods Woord met heerlijke namen wordt aangeduid die precies aanduiden Wie Hij is en wat Hij doet. Hij is de blinkende Morgenster, de Zonne der gerechtigheid en het Licht der wereld. Hoor Zacharias maar zingen: “Voor elk die in het duister dwaalt, verstrekt deez’ Zon een helder licht”. En nu moest Christus geboren worden om uiteindelijk te sterven, om in diepe duisternis te verkeren opdat Hij zou betalen voor de zonden van de Zijnen. Zijn licht gaat daar op waar het nu het meest donker is.

    

Lezen: Matthéüs 2:1-12