Ga henen, en roep deze woorden uit tegen het noorden, en zeg: Bekeer u, gij afgekeerde Israel! spreekt de HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op ulieden niet doen vallen; want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE. Ik zal den toorn niet in eeuwigheid behouden.
— Jeremia 3:12
De boodschap die de profeet Jeremia moet brengen is duidelijk. Het volk Israël heeft zich tot de Heere te bekeren. De mensen hebben de Heere en Zijn dienst losgelaten en zijn andere goden gaan dienen. Ze hebben zich, om het met de woorden van de dagtekst te zeggen, van de Heere ‘afgekeerd’. Ze hebben Hem de rug toegekeerd en zijn eigen wegen gaan bewandelen. Dat is ernstig. De Heere dreigt het volk ernstig te bestraffen. Hij spreekt in deze tekst over Zijn toorn. Het zou terecht zijn.
Maar zover is het nu nog niet. Ondanks de afkerigheid van het volk moet Jeremia het volk aansporen tot bekering. Je leest in de tekst dat hij het volk niet moet aanspreken of deze boodschap tot een aantal mensen moet uitspreken. Nee, hij moet die afkerige zondaren ‘roepen’ tot bekering. Iedereen moet die boodschap horen. Het laat je zien dat de Heere geen lust heeft in de ondergang van het volk maar het allerbeste met hen voorheeft. Hij zegt het zelf in de dagtekst: “zo zal Ik Mijn toorn op ulieden niet doen vallen; want Ik ben goedertieren (= genadig, welwillend), spreekt de HEERE”. Hij wil dat zondaren terugkeren tot Hem.
Dat geldt ook jou en mij. Zoals wij geboren zijn ook wij afkerige zondaren. We moeten niets van de Heere en Zijn dienst weten. Maar de Heere wil in Zijn goedheid en genade nog wel naar afkerige zondaren omzien. En ook na ontvangen genade kun je door eigen zwakheid weer bij de Heere vandaan dwalen en in de zonde vallen. De Heere weet het. Daarom wordt je vandaag nog toegeroepen: “Bekeer je!” De Heere heeft geen lust in je ondergang!
Door Ds. B.D. Bouman