Ik, uw knecht, nu vrees de HEERE van mijn jonkheid af.
— 1 Koningen 18:12
We gaan het deze week hebben over één artikel in de Dordtse Leerregels, en wel artikel 17 van hoofdstuk 1. Het gaat over kinderen die jong sterven, zó jong dat ze niet hebben kunnen vertellen wat Obadja tegen Elia zei: “Ik vrees de HEERE van mijn jonkheid af.” Als een kind zó jong sterft, wat moet je als vader en moeder dan denken over hun eeuwige lot? Kan ook zo’n jong kind zalig worden? Kan God ook aan een zuigeling genade bewijzen?
Er waren mensen in de dagen van de Dordtse Synode die heel slecht over de leer van de verkiezing spraken. Ze zeiden: als de mensen van deze synode gelijk hebben, dan zijn alle jong stervende kinderen verloren.
Maar de leden van de synode wierpen dit verwijt ver van zich en zeiden: als een ouderpaar het moet meemaken dat hun kind heel jong sterft, dan mogen zij op grond van de Bijbel geloven dat God aan Zijn verbond gedenkt. Wat houdt dit in? Als je zelf door het geloof bij Gods verbond hoort, dan horen je kinderen daar ook bij.
Jij hoort bij het verbondsvolk, de gemeente die in Israël is ingelijfd. Wat doet dit je, als je hierover denkt?
Door Ds. W. Pieters