En in de zesde maand werd de engel Gabriël van God gezonden …

— Lukas 1:26

Alles en iedereen werd door God in het werk gesteld voor de komst van het Kind, zelfs de engelen! Gabriël kreeg daarin een zeer bijzondere positie. Hij was al twee keer eerder naar de aarde gezonden om het Kind aan te kondigen. De eerste keer aan profeet Daniël over Messias, de Vorst (Dan. 9:25). De tweede keer aan priester Zacharias over de wegbereider Johannes (Luk. 1:17). En dan nu de derde keer: aan prinses Maria. Dat klonk werkelijk overweldigend koninklijk! ‘Een Zoon … Jezus … groot … Zoon van de Allerhoogste … Koning in der eeuwigheid!’ Van heel het Israëlische koningshuis van David was niets meer over: een afgehakte boomstronk in een dorre aarde. Tientallen jaren hadden Hasmoneeën, Romeinen en Edomieten de macht in de politieke en maatschappelijke chaos in Israël. Wie durfde nog te denken aan Messias, de Vorst? Maar hoor! Hier was Gabriël van God! Wat tot nu toe verborgen was, kwam hij onthullen! De scepter van Juda, de troon van David, de Zoon van de Allerhoogste: Jezus is Koning! En Hij komt als Kind! Kijk jij naar Hem uit?