Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid; maar de gerechtigheid redt van den dood.

— Spreuken 11:4

Goeddoen is een prachtige eigenschap. Mensen worden soms onderscheiden omdat ze een leven lang goedgedaan hebben. De tekst van vandaag zegt echter dat goeddoen er niet meer toe doet in de dag van de verbolgenheid. Het woord verbolgenheid wordt veelal gezien als een synoniem voor ‘toorn’. Welke dag bedoelt Salomo? Matthew Henry vertaalt het in zijn Bijbelverklaring met ‘de dag des doods’. Jouw sterfdag, dus.

Wanneer die is, weet je meestal niet. Dat die komt, is helder: het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel (Hebr. 9:27). Al jouw goede werken doen er op dat moment niet meer toe. Nee, ze zijn niet verdwenen als ze gedaan werden uit dankbaarheid (zie H.C. 86, 91). Maar toegang tot het eeuwige leven geven ze niet.

Wat redt wel van de dood? De gerechtigheid. Recht en toorn hebben alles met elkaar te maken. Op Golgotha is door het sterven van Jezus Gods toorn gestild. ‘Het is volbracht’, zei de Middelaar immers. En eenieder die door het geloof mag zien op de Gekruisigde is rechtvaardig voor God.

Salomo spreekt over ‘redden’. Er is dus sprake van nood, want anders hoef je niet gered te worden. Welke nood? De eeuwige toorn over jouw leven. Ervaar je dat zo al? Ga dan tot Christus, Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven.