En het berouwde God…
— Jona 3:10
We lezen in de dagtekst tekst van het berouw van God. Dat betekent volgens het woordenboek: Droefheid en spijt over iets dat men verkeerd heeft gedaan, met de bijgedachte aan een ernstig verlangen naar beterschap. Hoe kan de alwetende en volmaakte God ergens berouw van hebben? Sommigen zeggen dat de Heere hier mensvormig van Zichzelf spreekt. Mensvormig, dat wil zeggen dat God bijvoorbeeld van Zichzelf zegt dat Hij oren en ogen heeft. Maar Hij heeft ze niet, want Hij is een geest. Maar Hij zegt iets over Zichzelf wat wij begrijpen. En dat wordt ook van Zijn berouw gezegd. God zegt wel dat Hij berouw heeft, maar Hij heeft het niet echt. Hij spreekt mensvormig over zichzelf. Is dat zo? Nee. Ja, wel als de Heere lichamelijk over Zichzelf spreekt. Want Hij heeft inderdaad geen ogen en geen oren. Maar als het gaat over Zijn eigenschappen, dan is het anders. Als het gaat over Gods toorn, en over Gods blijdschap, en over Gods berouw, dan is dat niet mensvormig. De Heere is de levende God. Hij is geen onverzettelijk stuk graniet. De Heere is niet onverschillig als een mens tot bekering komt. Hij reageert op het gedrag van mensen. Op het boze en zondige gedrag. Maar ook op berouw over de zonde. Ga niet filosoferen over het berouw van God. Maar leer ervan profiteren.
Door Ds. M.A. Kempeneers