En Salomo verzwagerde zich met Farao, den koning van Egypte; en nam de dochter van Farao, en bracht ze in de stad Davids totdat hij voleind zou hebben het bouwen van zijn huis en het huis des HEEREN, en den muur van Jeruzalem rondom. Alleenlijk offerde het volk op de hoogten, want geen huis was den Naam des HEEREN gebouwd, tot die dagen toe.
En Salomo had den HEERE lief, wandelende in de inzettingen van zijn vader David; alleenlijk offerde hij en rookte op de hoogten.
En de koning ging naar Gibeon, om aldaar te offeren, omdat die hoogte groot was; duizend brandofferen offerde Salomo op dat altaar.
Te Gibeon verscheen de HEERE aan Salomo in een droom des nachts en God zeide: Begeer wat Ik u geven zal.

— 1 Koningen 3: 1-5

Het is bijna biddag. Het bepaalt ons erbij, dat we al onze wensen, noden, zorgen en zonden in het gebed voor de HEERE mogen neerleggen. Wat is dat bij jou? Waarvoor heb jij de HEERE nodig? Of denk je het wel te redden zonder Hem?

Koning Salomo werd koning toen hij zo’n jaar of twintig was. Hij kreeg een hele verantwoordelijke taak. Dat voelde hij ook wel. Hij begreep, dat hij dit niet in eigen kracht kon. Hij wist zich klein en afhankelijk van God. Direct na zijn troonbestijging gaat Salomo naar Gibeon om offers te brengen aan de HEERE. En daar in een nacht verschijnt God aan Salomo in een droom. Zijn stem klinkt: “Salomo, begeer wat Ik u geven zal”.

Als God een vraag stelt, heeft Hij daar een bedoeling mee. Dat was al bij de eerste vraag, die God stelde aan de mens: “Adam, waar zijt gij?” Na die vraag moest Adam wel tevoorschijn komen. Later gebeurde dat bij Kaïn nadat hij zijn broer Abel had doodgeslagen: “Kaïn, waar is Abel uw broeder?” Daarmee wilde de Heere aan Kaïn een schuldbelijdenis ontlokken. Als de HEERE een vraag stelt, wil Hij erachter komen, wat er leeft in ons hart. Zo ook in Gibeon, als Hij een vraag stelt aan Salomo. De HEERE vraagt aan Salomo wat hij van Hem hebben wil. Het is een uitnodiging aan het adres van Salomo om de HEERE alles te vragen, wat hij denkt nodig te hebben. Door deze vraag ontlokt Hij het gebed, de begeerten en de behoeften aan een mensenhart. Zo spoort Hij ook jou aan om je mond te openen en God aan te roepen: “opent uw mond, eist van Mij vrijmoedig. Al wat u ontbreekt, schenk Ik, zo gij het smeekt, mild en overvloedig” (Ps. 81: 12 ber.) Hij wil erom gebeden zijn. Roep Hem dan aan in de nood van je bestaan!