Genees mij, HEERE! zo zal ik genezen worden, behoud mij, zo zal ik behouden worden; want Gij zijt mijn Lof.

— Jeremia 17:14

Deze week heb je gehoord dat de Heere je tot bekering roept. Het werd je duidelijk gemaakt wat bekering inhoudt, hoe belangrijk het is om je ongerechtigheid persoonlijk te kennen en dat de Heere je van al je afkeringen wil genezen. Ik denk dat het belang van de bekering wel duidelijk is. Maar hoe wordt je nu bekeerd? Misschien ben je er wel tegen aangelopen dat je jezelf niet kunt bekeren. Je doet je best om de Heere te dienen, maar het is allemaal zo gebrekkig en onvolkomen. De dagtekst van vandaag wijst je hierin de uitweg aan. Terwijl Jeremia eerder het volk Israël tot bekering heeft geroepen, roept hij nu zelf de Heere aan. Deze dienstknecht beseft dat ook hij zichzelf niet van zijn zondekwaal kan genezen. Dat ook hij door de Heere behouden moet worden. En dat niemand anders dan de Heere alleen hem oprecht kan bekeren. Daarom roept hij het biddend tot de Heere uit: “Genees mij, HEERE, zo zal ik genezen worden, behoud mij, zo zal ik behouden worden; want Gij zijt mijn Lof”. De Heere eist van jou dat je je afkeert van de zonde en je omkeert tot Hem. Dat kun je zelf nooit. Maar dat wat Hij eist, dat wil Hij nu ook schenken. Daarom mag je tot Hem uitroepen: “Genees mij, Heere, zo zal ik genezen worden”. Zulke zondaren die Hem in hun ellende zijn gaan verwachten worden door Hem niet beschaamd.