1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester.
2 Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan.
3 Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
4 Was mij wel van mijn ongerechtigheid, en reinig mij van mijn zonde.
5 Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij.
6 Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten.
7 Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.
8 Zie, Gij hebt lust tot waarheid in het binnenste, en in het verborgene maakt Gij mij wijsheid bekend.
9 Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw.

— Psalm 51: 1-9

Niet elk kind van God zal dezelfde mate van zondekennis hebben. Toch hebben ze allemaal wel weet van eigen strafwaardigheid en van Gods rechtvaardigheid. Ze leren buigen onder het rechtvaardige oordeel van God. Als dat gebeurt, wordt een zondaar het stuk der verlossing binnengeleid. David moest het belijden: “tegen U, U alleen, heb ik gezondigd en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen” (Ps. 51: 6). De moordenaar aan het kruis erkende het ook: “en wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben” (Luk. 23: 41). Dat is nu ook een vrucht van genade, als een mens buigt onder Gods oordeel en zijn eigen strafwaardigheid erkent.

Maar daar blijft het niet bij. Stel je maar eens voor, dat jij vastzit in de wc en je krijgt de deur niet meer open. Dan ga je toch niet met je armen over elkaar zitten en wachten totdat er misschien iemand naar jou op zoek gaat? Nee, dan ga je roepen om hulp!  Zo is dat nu ook in het geestelijke leven. Waar de Heilige Geest de waarachtige zondekennis werkt, daar werkt hij ook altijd de begeerte in het hart tot verlossing. Als je ziet hoe zondig jij bent voor God, komt er ook de schreeuw om verlossing. Iemand zei het eens zo: “de waarachtige zondekennis geeft verlossingsbekommernis”. Wie zijn zonde ziet, snakt ervan verlost worden.