1 Een lied Hammaaloth. Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE!
2 HEERE! hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen.
3 Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan?
4 Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.
5 Ik verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord.
6 Mijn ziel wacht op den HEERE, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen.
7 Israël hope op den HEERE; want bij den HEERE is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing.
8 En Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.
— Psalm 130: 1-8
Wie in nood verkeert, zal om hulp roepen. Zo zendt een schip in nood een SOS-signaal uit. Dat geldt ook als je in geestelijke nood verkeert en rondloopt met je schuld tegenover God. Wie werkelijk in nood verkeert, die kan het in zijn nood en ellende ook niet meer uithouden. Hij gaat op zoek naar een uitweg. Dat geldt voor de dichter van Psalm 130. De zondeschuld brengt op de knieën. Het is een zware last, die nauwelijks meer te dragen valt. Het is alsof hij terecht is gekomen in een heel diepe kuil, waar hij niet uit omhoog kan klimmen. Hij wil er echter wel uitkomen en daarom is hij op zoek naar verlossing.
Weet jij ervan, wat het is om van zonden overtuigd te zijn en bij jouw schuld bepaald te worden? Dat doet beseffen dat God in Zijn recht staat, als Hij jou voor eeuwig zou verdoemen. Het is als een donkere nacht. Wanneer je dan mag horen van verlossing komt er weer nieuwe moed in je hart. Zou er dan toch nog uitkomst zijn? Is er nog verlossing voor zondaren en hoop voor hen, die eigenlijk de hel hebben verdiend?
Door Ds. A.C. Uitslag