…Stond op van het avondmaal, en legde Zijn klederen af, en nemende een linnen doek, omgordde Zich zelven (de Heere Jezus).
— Johannes 13: 4 – 6
De voetwassing is een van de bekendste geschiedenissen uit dit Evangelie. Johannes wist het op hoge leeftijd nog precies hoe dat in die laatste nacht aan toeging. Voetenwassen is in het oosten een noodzakelijk iets. Soms wel verschillende keren per dag, zeker als je ging eten of naar een bijzondere gelegenheid ging: de synagoge, de tempel, naar een bruiloft of voor een maaltijd. In de zaal waar het Pascha gebruikt zal worden, stonden wel de kruiken met water, maar een slaaf ontbrak. Toch moeten de voeten gewassen worden, maar door wie? Geen van de discipelen neemt op zich om dat slavenwerk te doen. ’t Is ook geen erebaantje. Ze voelen zich allemaal te goed om dit te doen. Herken je dit? Probeer jij ook minder aantrekkelijk werk aan anderen over te laten? Zojuist hadden de discipelen ruzie gemaakt wie de meeste was? Johannes, Petrus, Thomas? Dat wilden ze allemaal wel, maar nu het minste werk doen, dat moet die ander maar doen. Trouwens oren wassen ligt ons beter: schelden, iemand de les lezen ‘met woorden om de oren slaan’. Voor voetenwassen moet je bukken, maar hoog van de toren blazen, dat kun je staande. Nederig zijn ligt ons niet, of heb jij er geen moeite mee? Toch zitten er nog steeds dertien mannen met ongewassen voeten. Niemand wil de minste zijn? Niemand? Toch wel, kijk eens Wie opstaat en Zijn klederen aflegt? De Meeste(r), Hij is de minste. Hij laat zien wat nederigheid inhoudt. Is dat niet beschamend? Eén voor één wast Hij de voeten van Zijn jongeren. Wat een voorbeeld? De Meester is de minste. Hij is gekomen om te dienen, niet om te heersen.
Door B.S. van Groningen