In de poort nu des voorhofs zal een deksel zijn van twintig ellen, hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn getweernd linnen, geborduurd werk.

— Exodus 27:16

Twee dingen vallen op bij de poort van de tabernakel: de kleuren en de breedte. De kleuren vallen op in het geheel van de witte omheining. Waarom zijn de doeken die opgerold kunnen worden en zo als toegang dienen niet ook gewoon wit, net als de rest? Ik denk om minstens twee redenen.

 

Allereerst: deze kleuren vallen op. Zoek je toegang tot God? Dan hoef je niet lang te zoeken: hier moet je zijn. De kleuren wijzen je de weg. Ten tweede: de kleuren stralen een boodschap uit. Op de ondergrond van het witte linnen komen de kleuren hemelsblauw, scharlaken rood en diep purper des te beter uit. Ik denk dat het verwijst naar het blauw van de hemel, het purper van Gods Koningschap en het rood van Christus’ bloed. Hemel, bloed, Koninkrijk. Dit is de poort des hemels, geopend door Christus’ bloed, het geeft een toegang tot Gods Koninkrijk!

 

Dan de breedte: 20 el is bijna 11 meter. Meet het eens na. Dit is opvallend breed. Dat zegt iets over God. Er is een ruime toegang. Ruim genoeg om de grootste zondaar binnen te laten. Dit is evangelie voor wie het zelf niet meer bekijken kon. Hier ligt een aanmoediging in voor schuchtere zielen. Gaat in door deze poort! Ja, hij is zo smal (Matth. 7) dat je alles van jezelf moet loslaten wil je erdoorheen kunnen; maar hij is zo breed dat zelfs jij er door kunt gaan. Blijf niet levenslang voor de ingang heen en weer drentelen, maar let op de vriendelijke nodiging: welkom, zondaar, uit genade. Om Christus’ wil, Die zei: Ik ben de Deur.