Gij zult ook een altaar maken van sittimhout; vijf ellen zal de lengte zijn, en vijf ellen de breedte (vierkant zal dit altaar zijn), en drie ellen zijn hoogte.
— Exodus 27:1
Het eerste wat je ziet als je de voorhof bent binnengegaan is het brandofferaltaar. Op dit altaar werden de dagelijkse offers door de priesters gebracht. Er waren verplichte en vrijwillige offers. De Israëlieten mochten wel in de voorhof komen, maar zij mochten niet zelf de offerdieren op het altaar brengen. Dat was de taak van de priesters, die hierbij geholpen werden door de levieten. Zij namen het over.
Wie tot God wil komen (in het heilige der heiligen) moet eerst langs het altaar. Hier vinden we een symbolische heenwijzing naar het kruis van Golgotha, waar Christus, de Hogepriester van onze belijdenis, het offer der verzoening heeft gebracht, krachtig genoeg tot verzoening van de zonden van de hele wereld. Daar kun jij ook nog bij. Wonderlijk: Christus is Priester en offerlam tegelijk. Zijn offer heeft een oneindige waarde en kracht.
Willen wij tot God komen, dan zullen we langs Golgotha moeten gaan. En daar onze zonden belijden. Hij weet er raad mee. Hij neemt onze zondelast over. En Hij geeft er iets anders voor terug. Zijn verzoenend offer behaagt aan God, stilt Zijn toorn en bewerkt verzoening en vrede. Voor eeuwig. Wonderlijke ruil. Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood zou moeten sterven. Staande bij het altaar gaat er een lied in mij leven: Jezus, uw verzoenend sterven is het rustpunt van mijn hart. Ik mag er elke dag weer terugkomen. Ook vandaag.
Door Ds. H. Korving