Ik heb gemerkt dat er niets beters voor hen is dan zich te verblijden en goed te doen in zijn leven; ja ook, dat ieder mens eet en drinkt, en het goede geniet van al zijn arbeid. Dit is een gave Gods.

— Prediker 3:12-13

Het vers van vandaag is bijna gelijk aan dat van gisteren. Het gaat over eten en drinken en het goede genieten. Hoe kun je van een heerlijke maaltijd genieten? Als je gezond bent, eetlust hebt; als er niet net tevoren aan tafel een daverende ruzie is. Kortom, als je lichamelijk en emotioneel, in je relatie tot elkaar en tot God vrede hebt. Heerlijk om als gunstgenoot van God te kunnen zeggen: ik genoot van het heerlijke eten; van de fijne ontmoeting, van de gezellige avond. Genoot… én gunstgenoot. Nee, de woorden hebben niet veel met elkaar te maken, maar uiteindelijk hebben de twee zaken álles met elkaar te maken. Ben jij Gods gunstgenoot, dan geniet je van alles wat Hij je geeft. En Paulus zegt het ons in 1 Timotheüs 6 vers 17: “Beveel de rijken in deze wereld, dat zij hun hoop stellen op de levende God, Die ons alle dingen rijkelijk/overvloedig verleent om te genieten.” Hieruit blijkt dat het genieten van de goede gaven van God niet verkeerd is. Het is juist tot eer van God, de goede en milde Gever. Voorbeeld: je moeder heeft haar best gedaan om een heerlijke maaltijd voor je klaar te maken. Wat vindt zij fijn? Als je het onnadenkend verorbert? Nee, als je er heerlijk van geniet en dit ook laat merken. Dát is de eer van de kok. Met betrekking tot de goede gaven van God is het niet anders. Je eert Hem niet door er onnadenkend gebruik van te maken, maar door er welbewust van te genieten!

Vergeet dus de Gever niet!



Lezen: Prediker 3:10-15