Want Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd. Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en gij zijt tot Mij gekomen.
Want Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij niet geherbergd. [Ik was] naakt en gij hebt Mij niet gekleed; krank en in de gevangenis en gij hebt Mij niet bezocht.

— Mattheüs 25:35-36 en 42-43

Nogmaals: We weten allemaal hoe Jezus aan het kruis hing: Een uitgestoten vreemdeling. Naakt. Dat lendendoekje van de plaatjes was er niet. Iedereen verborg in afschuw zijn gezicht vanwege Zijn schande. Ziek van pijn en ellende was Hij. Hij stierf als een veroordeelde gevangene en niemand kwam om Hem te steunen. Onze zonden brachten Hem daar. We kunnen het niet meer ongedaan maken.

 

Maar er zijn andere mensen met wie Hij Zich verbonden weet. Delen van Zijn lichaam, de gemeente, heb je haast dagelijks om je heen. Elke christen die Jezus navolgt, deelt ook enigszins in Zijn lijden. (Als dat niet zo is, is er misschien iets met ons ‘christendom’ aan de hand.) En daarom vraagt Hij jou hun lijden te verlichten.

 

Mij? Ja jou. Gisteren ging het over de verkondigers van het Evangelie. Kijk nu eens in Mattheüs 12:50: “Want zo wie de wil van Mijn Vaders doet, Die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder.” En Mattheüs 18 vers 3 tot 5: “Voorwaar zeg Ik u: Indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan. Zo wie dan zichzelf zal vernederen, gelijk dit kindeke, deze is de meeste in het Koninkrijk der hemelen. En zo wie zodanig een kindeke ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij.” Nu is de vraag: hoe sta jij tegenover medegemeenteleden?

 

Jezus spreekt over Zijn ‘minste’ broeders. Hij wil niet dat wij onderscheid maken. Dat we eerst gaan keuren of we een broeder of zuster leuk genoeg vinden. Juist wat wij minachten, dat telt bij Christus zwaar. Let er eens op wat het een ander kost als hij of zij Christus volgt. Zie je de zelfverloochening? Zie je het gebrek aan waardering van de wereld? Heb je diegene dan niet lief om wat hij of zij voor Christus doet? Laat het eens merken!