Uit den mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest om Uwer tegenpartijen wil; om den vijand en wraakgierige te doen ophouden
— Psalm 8:3
“Bij de geboorte van een kind, zag ik nooit een ongelovige”, zei een verloskundige eens tegen ons. Ze bedoelde da iedereen het een ‘wonder’ noemt. En dat is het ook. Wat in de moederschoot is gegroeid en nu dorstig zoekt naar drinken uit de moederborst, is een immens groot wonder. David zegt er in Psalm 139 van : “Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken; ook weet het mijn ziel zeer wel (Ps. 139:14). Hij heeft als kind God al liefgehad en door zijn mond is veel goeds over God gesproken en gezongen. Wat is het mooi als kinderen vaak ook zo vrijmoedig zijn om tot eer van de Heere te spreken. Daar gaat wat van uit! De overpriesters en schriftgeleerden konden het niet verdragen toen kinderen op het tempelplein riepen: “Hosanna den Zone Davids!” We lezen dan: “En zeiden tot Hem: Hoort Gij wel wat dezen zeggen? En Jezus zeide tot hen: Ja; hebt gij nooit gelezen: Uit den mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt Gij U lof toebereid?” Matth. 21:15,16.
Er lopen evenwel nog veel “vijanden en wraakgierigen” rond, zoals in Psalm 8 staat. Ze zijn met al hun waanwijsheid en goddeloze vijandschap niet opgewassen tegen de kindermond. Bij de wondere geboorte moeten ook zij sprakeloos zijn.
Horen wij bij degenen die de lof van de Heere uitspreken of bij die vijanden en wraakgierigen?
Door Ds. C.J. Meeuse