En doe het Uw knecht heden wel gelukken.
— Nehemia 1:11
Nehemia is diep aangegrepen door de nood van Jeruzalem. Hij heeft er rouw over bedreven. Het kwam bij hem tot een hartelijke schuldbelijdenis. Hij wist zich betrokken bij de zonde van het volk. “Ook ik.” Hij mocht pleiten op het Woord van de Heere: “Gedenk aan het Woord”. Maar daar is het ook niet bij gebleven. Hij is ook gaan nadenken over wat hem te doen stond. Zijn er mogelijkheden om verandering te brengen in de nood van Jeruzalem? Een geestelijk hart heeft geleerd om niets te verwachten van eigen inspanningen en prestaties. Maar het zal ook nagaan en niet nalaten om te doen wat de hand vindt om te doen. Het blijft niet lauw en passief. Het lijkt er op dat er bij Nehemia al een zeker plan gekomen is, om Jeruzalem hulp te gaan bieden. Maar daarvan geldt dat Heere het alleen kan zegenen. Daarom: “En doe het Uw knecht wel gelukken.” Laten ook wij zien wat we kunnen betekenen voor de zaak van de Heere, maatschappelijk en kerkelijk en op de plaats waar we staan. Daarbij gaat het niet om activisme. Wij zijn maar knechten. Afhankelijk van de Heere. Maar als het goed is wel met verlangen dat Zijn koninkrijk moge kome, biddende: "Sterk onze hand en zegen onze vlijt, bekroon ons werk, en nu en ’t allen tijd".
Door Ds. N. den Ouden