— Romeinen 3: 9-20
Je zou er maar achter komen, dat je “blut” bent. Sta je in de snackbar en kun je ineens niet betalen. Dat niet fijn! Nu moet je gaan bedelen bij je ouders of bij je vrienden om wat geld. Daar schaam jij je voor. Daarom zal je altijd proberen zelf de broek op te houden.
Zo zal een mens ook altijd proberen zelf iets aan te dragen om te kunnen betalen voor de zonde. Dat zit zo in de mens. Je gaat netjes leven. Zonden doe jij de deur uit. Je gaat je vrije tijd anders invullen. Je probeert zondige verleidingen te weerstaan. Je wordt heel trouw in je bidden, lezen uit de Bijbel en in je kerkgang.
Toch zal dat alles niet baten. Met al die dingen krijg jij jouw schuld tegenover God niet afbetaald. Zelfs met jouw kerkgang, jouw gebeden of jouw tranen over de zonde kun jij God niet tevreden stellen. Het is immers alles doorademt van de zonde. De geur van de zonde kleeft daaraan. Ook met onze vroomheid kan er geen penning van de schuld worden weggenomen.
Onze “portemonnee” is helemaal leeg. Wij hebben helemaal niets, waarmee we ook maar iets van onze schuld voor God kunnen betalen. We maken de schuld alleen maar groter. Bij onszelf hoeven we het dus niet te zoeken. Maar waar dan wel? Gelukkig is er Eén, Die de losprijs heeft betaald. Het is Jezus Christus. Bij Hem moet je zijn voor de betaling van je zonden.
Door Ds. A.C. Uitslag