Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende… offerande.
— Romeinen 12:1
.Niet alleen roept Paulus zijn lezers op om zich helemaal aan God toe te wijden, maar hij doet het zelf ook. En zo hoort het: als wij tegen anderen zeggen, hoe zij zich moeten gedragen, moeten we zelf het goede voorbeeld geven.
Wat houdt het dan in om je lichaam tot een offerande te stellen? Bij het woord ‘lichaam’ is natuurlijk ook je ziel bedoelt: jezelf. Dus wij moeten onszelf aan God offeren. Er staat bij dat het een levend offer moet zijn. We hoeven dus niet te sterven, geen kinderoffers brengen, zoals Israëlieten in het Oude Testament wel deden, of mensenoffers, net als sommige heidenen. Maar we mogen blijven leven, terwijl we ons helemaal aan God opofferen, toewijden. Wat dit betekent? Dat we van harte bidden wat Paulus op weg naar Damascus bad: “Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”
Niet alleen omdat de Heere er recht op heeft. Het is dus niet alleen een ‘moeten’. Maar het is ook je hartelijke verlangen om de Heere te dienen en niet ene zonde ooit meer te doen.
En hoe komt dat? Omdat die ontfermingen van God in je leven kwamen. Omdat jij genade van God ontving. Omdat je zonden vergeven werden. Omdat Romeinen 8 vers 1 je jubel werd: er is voor mij geen verdoemenis meer. Ik hoef niet bang te wezen dat na dit leven de hel mij wacht. God heeft mij tot Zijn kind aangenomen!
Kijk, als het er bij jou zó voorstaat, dan begrijp je dat Paulus die ontferming van God verbindt aan het leven van kinderlijke gehoorzaamheid aan de wil van je Hemelse Vader.
Overdenk Gods goede gaven in je leven; vraag Hem om de geloofsband met Jezus als jouw Zaligmaker. En laat je daardoor inspireren tot een leven aan God gewijd.
Lezen: Handelingen 20:16-24
Door Ds. W. Pieters