De ziel die zondigt, die zal sterven; de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid des vaders, en de vader zal niet dragen de ongerechtigheid des zoons; de gerechtigheid des rechtvaardigen zal op hem zijn, en de goddeloosheid des goddelozen zal op hem zijn.
— Ezechiël 18:20
Oeh, wat zijn ze boos, de Israëlieten in Babel. De Heere is gewoon niet eerlijk. Zij zitten daar met Gods oordelen. Vanwege de zonden van hun ouders!
‘Nee!’, zegt de HEERE in dit hoofdstuk. Hij is door dit verwijt tot in het diepst van Zijn Wezen geraakt. ‘Dat is niet waar! Jullie gaan zelf door! Ieder wordt gestraft om zijn eigen zonden.’
Herkenbaar? Zondige ouders, ongelovige ouders, dwaze ouders, en jij zit ermee. Het was toch logisch dat je in hun foute patroon verderging? Je wist niet beter. Je ouders hebben schuld aan jouw onbekeerlijkheid. Daar heb je gelijk in. En God, denk je misschien dat ook God er schuld aan heeft? Hij heeft je tenslotte deze ouders gegeven…
Maar let op: God rekent je niet af op de fouten van je ouders. Behalve als je hun zonden zelf ook doet en je je niet wilt bekeren. Je bent ondertussen oud genoeg om te weten dat je je bekeren moet. Je kunt zelfstandig een betere weg gaan als je ouders dat niet willen.
Er is altijd een weg terug. Ook als je al grote fouten hebt gemaakt. Ook als je ondertussen denkt: ons soort mensen past gewoon niet bij God. Ook als je tot in je verre voorgeslacht geen enkel goed voorbeeld hebt. Het zijn juist zondaren zoals jij die door Jezus worden aangenomen. Als je wegblijft bij Hem, ben je geen slachtoffer, maar dader van je eigen onbekeerlijkheid. Als jij zondigt, zul jij sterven. Door je eigen schuld.
God de schuld geven, dat is net iets te makkelijk. Je ouders de schuld geven is logischer. Maar naarmate je ouder wordt, klopt dat ook niet meer. In vers 5 tot 18 van dit hoofdstuk geeft de HEERE twee positieve voorbeelden, tegenover één negatief voorbeeld. Twee tegen één. Dat is hoopvol, en tegelijk een verantwoordelijkheid die God bij je neerlegt.
Door Ds. W. van Klinken