Hoe zullen wij ontvluchten, als wij op zo grote zaligheid geen acht nemen?
— Hebreeën 2:3
De eerste vier verzen van dit tweede hoofdstuk zijn een soort toepassing uit hoofdstuk 1. Deze toepassing is een ernstige waarschuwing. Hartelijke liefde en bewogenheid drijven tot een klemmende oproep aan jou. Je loopt het gevaar af te glijden van de verkondigde genade. Dat is vreselijk. Daarom, als je geen acht slaat op, en geen ernst maakt met, de evangeliewoorden die de Heere tot je spreekt (en die de engelen, profeten en apostelen vroeger hebben doorgegeven), de evangeliewoorden die in de samenkomst van jouw gemeente klinken…, o, dan loop je dat grote gevaar. Pas op voor ongeïnteresseerdheid. Pas op voor lauw worden! Pas op voor uitstel. Zeg niet: “Ik ben nog jong”, of: “Ik ben nu te druk”, of: “Ik ben zó gelukkig …” Want zo komen velen (jij ook?) er te laat achter dat de genadetijd om zalig te worden voorbij is gegleden. En het gaat – dat zul je toch wel met me eens zijn? – niet over een kleinigheid, maar over je zaligheid: over gered worden van de grootste ellende en gebracht worden tot het rijkste geluk. De apostel stelt de vraag: “Hoe zullen wij ontvluchten?” Weet jij het antwoord?
Nu de almachtige God Zelf deze boodschap geeft, heeft niemand enige reden om zich schouderophalend af te keren van de prediking. Het is Gods bedoeling dat zondaren, jonge en oude, eerbiedig en gelovig tot deze Zaligmaker vluchten.
Elke keer dat je hoort dat God het wonder werkt van bekering en geloof, in jouw omgeving of waar dan ook, bemoedigt dit jou extra om te hopen op Zijn betrouwbaar Woord.
Doe je ’t ook?
Lezen: Hebreeën 1:5-14
Door Ds. W. Pieters