Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede die uit den hemel is, overkleed te worden.
— 2 Korinthe 5: 2
Verlang jij wel eens naar dat gebouw van God, naar dat huis, niet met handen gemaakt, maar eeuwig, in de hemelen? Heb jij wel eens heimwee naar dat Vaderhuis met die vele woningen? Het is een slecht teken als we daar nog nooit naar verlangd hebben. Blijkbaar zijn we dan nog geen bruid van Christus, die verlangt naar de komst van de Bruidegom. Gods kinderen kennen iets van dat heimwee naar huis. Met Paulus zuchten ze. Ze zuchten vanwege de gevolgen van de zonde. Wat kunnen de moeiten en zorgen groot zijn. Maar wat wordt er ook gezucht onder de strijd tegen die driehoofdige vijand, die geen wapenstilstand kent. En wat een zuchten als men om Christus’ wil lijden moet. Juist dan wordt het heimwee sterker.
In vers 2 verschuift het beeld van het hemelse gebouw uit vers 1 naar het beeld van het hemelse kleed. Hij doelt met beide beelden vooral op het volmaakte, verheerlijkte lichaam, zonder enig gebrek. Als we in Christus sterven, zal de hemelse bestaanswijze, of de bekleding uit de hemel, de aardse overtrekken, en wel zo dat deze de aardse geheel vervangt. De Griekse dwaalleraars in Korinthe wilden niets van een toekomstig opstandingslichaam weten. Zij geloofden in een vereniging van de ziel met God.
Als we alleen maar naar de hemel verlangen om verlost te worden van alle moeiten en zorgen, zullen we er niet komen. In Filippenzen 1 lezen we over het verlangen van Paulus. Hij verlangt niet naar de hemel om dan van zijn gevangenschap af te zijn. Nee, hij begeert ontbonden te worden en met Christus te zijn. Dat maakt de hemel werkelijk tot hemel: om met Christus te zijn, Die het bruiloftskleed zo duur voor Zijn Kerk verworven heeft. Die heimwee hebben, komen thuis!
Lezen: Filippenzen 1: 12-26
Door Ds. J. Joppe