“Zo zond Hem de HEERE God uit het hof van Eden, om de aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was.”
— Genesis 3:23
Adam en Eva mochten in het paradijs wonen. Daar gaf God hun een plaats en een taak: Adam moest de hof bewerken en bewaren (Gen. 2:15). Het woord dat hier in het Hebreeuws staat ‘avad’, betekent niet alleen “werken”, maar ook “dienen”. Adams dagelijkse werk was dus tegelijk eredienst: door de hof te bewerken, diende hij de Heere.
Later lezen we dat Kaïn landbouwer werd (Gen. 4:2). Daar staat hetzelfde woord ‘avad’: hij werd een ‘oved adamah’, een bewerker van de aardbodem. Kaïn diende in zijn werk niet de Heere maar zichzelf.
In de Psalmen wordt jij met datzelfde Hebreeuwse woord avad/ivdu opgeroepen om de Heere te dienen: “Dient den HEERE met vreze, en verheugt u met beving” (Ps. 2:11). Zo zie je de lijn:
Door Filip Uijl