Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met Mij.
— Mattheus 26:38
Donderdagnacht na de Paasmaaltijd ging de Heere Jezus met Zijn discipelen naar Gethsémané, een hof op de Olijfberg gelegen. De Heere Jezus gaat alleen met Johannes, Jakobus en Petrus de hof in. We lezen dat de Heere droevig en zeer beangst wordt. Heel de avond was de Heere evenwichtig geweest en had Hij van alles met Zijn discipelen besproken. Maar nu de ure van Zijn verschrikkelijke dood op het punt van aanbreken staat, vertrouwt Hij Zijn discipelen toe: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe.
We moeten dit niet verwarren met datgene wat wij kunnen zeggen: Ik ben doodsbenauwd. Dat kun je zijn voor een examen, voor een moeilijke beslissing. Ik herinner mij een missie bij de Onderzeedienst in vijandig gebied onder water en dan ben je doodsbenauwd. Maar dat is ten diepste niet wat Christus hier zegt. Hij was bedroefd tot de dood toe dat Hij er haast onder bezweek. Geen wonder want Hij draagt onze ongehoorzaamheid en daardoor keert de toorn van God tegen Hem in zijn volle intensiteit. Hij stierf bijna van angst, toen het erge van dit lijden in al zijn verschrikking op Hem afkwam.
En dat Hij dit moet doormaken is mede te wijten aan de satan. Hij port hier in de hof Christus aan tot ontrouw. Wat de satan drie jaar geleden niet is gelukt, probeert hij nu alsnog. De satan zet alles op alles om Christus van Zijn opdracht af te brengen. Daarom is er deze voorproef die Christus zo benauwd moet maken zodat Hij alsnog zou terugdeinzen voor Zijn plaatsvervangend lijden en sterven.
Maar Christus blijft staande in de verzoeking van de satan. Om als een offerlam te kunnen dienen, moet Christus zich gewillig en vrijwillig geven.
Je denkt misschien zielig verhaaltje uit de oude doos. Maar dat is het niet. Er zijn namelijk drie getuigen van geweest: Johannes, Jakobus en Petrus, weet je nog? Die slapen als hun Meester door het stof kruipt en Zijn Vader bidt of deze drinkbeker Hem mag voorbijgaan. Later herinneren zij het zich hoe hun Meester worstelde om de angst de baas te blijven, toen zij de slaap niet de baas konden blijven. Dat hebben ze allemaal moeten opschrijven voor ons. Wij mogen namelijk nooit vergeten wat Christus allemaal heeft doorstaan om aan de zondeschuld te voldoen. Heeft Hij dat ook voor jou gedaan?
Duizend, duizend maal o Heer’
Zij U daarvoor dank en eer.
Door Kand. W.J. Korving