…, daarna van de twaalve
— 1 Korinthe 15:5b
Het is op de avond van de opstandingsdag van de Heere Jezus. De elf discipelen zitten bij elkaar in ongeloof. Ze kunnen en willen niet geloven wat de vrouwen hebben verteld: dat ze de Heere Jezus hebben gezien en dat Hij uit de dood is opgestaan. Hun harten zijn vol ongeloof. Wat maakt dit duidelijk dat zalig worden niet van mensen, niet van gelovigen afhangt. In het leven met de Heere zijn er zoveel momenten dat gelovigen er niet bij kunnen. Zo zitten de elf discipelen bij elkaar. Ze hadden de woorden van de Heere Jezus moeten geloven. Ze hadden de vrouwen moeten geloven. Ze doen het niet. Wat geeft ongeloof een diepe troosteloosheid. Mogelijk dat je dit bij jezelf herkent: troosteloos en moedeloos, omdat je het allemaal niet meer begrijpt. Wie kan dan redden? De Heere Jezus Die in ontferming verschijnt: door de dichte deur staat Hij in hun midden. Hij verwijt hen hun ongeloof. De Heere Jezus stapt daar niet overheen. Maar Hij verwerpt hen niet om hun ongeloof: wat een ontferming! Hij is niet opgestaan om sterken en krachtigen in zichzelf nog wat sterker te maken. Maar Hij is opgestaan om het zwakke, gebrokenene, krachteloze dat niet geloven kan, weer op te richten. Is dat vandaag niet een krachtige aansporing om tot Hem te gaan: niet omdat je het zelf kunt, maar juist omdat het jou niet lukt: dat laat Hij Zijn ontferming blijken.
Door Ds. M.W. Muilwijk