Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé; en predik tegen haar de prediking, die Ik tot u spreek.
— Jona 3:2
Jona moest naar Ninevé. Het was een hele grote stad. Drie volle dagen duurde het voor je de stad door was. Er waren alleen al 120.000 kinderen, zo lezen we in hoofdstuk 4. Een rekensom leert dat er dan tussen de 1 en 2 miljoen inwoners waren. Ninevé was ook groot in de zin, dat er grote zonden waren. Zo lezen we dat in hoofdstuk 1. Hun zonden waren zo groot dat ze opgeklommen waren tot de hemel. De wereld van vandaag is immers een stad geworden. Binnen een dag kunnen we aan de andere kant van de wereld zijn. Er zijn geen afstanden meer. En die wereldstad is vol van goddeloosheid. Net als toen in Ninevé. Ik moet het nog anders zeggen. Zo’n wereld leeft ook in ons. Heb jij weleens over de muur van dat Ninevé gekeken? Heb je weleens een blik geslagen in die grote stad Mensenziel? Een beeld dat John Bunyan gebruikt in de Heilige Oorlog. De stad Mensenziel, ons verdorven hart. Wat leeft er in die stad? De Heere Jezus zegt: boze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen. Ninevé is geen verleden tijd. De wereld is één groot Ninevé. En mijn hart is één groot Ninevé. Zeg jij dat ook? Met verdriet?
Door Ds. M.A. Kempeneers