Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerlijkheid des HEEREN gaat over u op
— Jesaja 60:1
In onze gedachten verplaatsen wij ons naar de 6e eeuw voor Christus. Het tweestammenrijk Juda is binnengevallen door de Babyloniërs. Nooit had het volk gedacht dat dat nog zou kunnen gebeuren. Maar nu waren de vijandelijke troepen uit Babel de Godsstad Jeruzalem binnengedrongen. Zij hadden de tempel verwoest en het paleis. Zij voerden het volk weg in ballingschap, terwijl de straten van Jeruzalem vol lagen met lichamen van vaders, moeders en kinderen die bij de inval gesneuveld waren. Er was zelfs geen tijd geweest om hen te begraven. Zo is het volk weggevoerd naar het verre Babel. Hun huizen zijn verwoest. In de tempel kan er geen offer meer gebracht worden voor hun zonden. De feesten kunnen in Jeruzalem niet meer worden gehouden. Ondertussen worden zij bespot door hun vijanden. Waarom is dit gebeurd? De Heere had hen wel kunnen verlossen, maar heeft het niet gedaan. Dit oordeel is een straf van God. Willens en wetens had het volk Gods geboden en inzettingen verlaten. In volle bewustzijn hebben zij de woorden die de profeten hen verkondigd hadden naast zich neergelegd. Nu heeft het oordeel zich voltrokken en denkt het volk dat er geen weg meer terug is. Wie zal hen verlossen uit de hand van hun vijanden? Hoe zullen zij ooit met hun zieken, ouderen en kinderen kunnen terugkeren? Hoe zal ooit Jeruzalem herbouwd kunnen worden uit het stof? Weliswaar hebben de profeten daar wel veelvuldig over gesproken. Maar het volk denkt in moedeloosheid dat zij voorgoed door de Heere verlaten en voor altijd van Hem vergeten zijn. Juist met het oog op deze situatie heeft Jesaja het volk het bekend moeten maken: “Maak u op, word verlicht..”. Zij moeten “opstaan” uit hun moedeloosheid en zich gereed maken om toch naar Jeruzalem terug te keren.
Lezen: Jesaja 60:1-15
Door Ds. Y. R. Bijl