‘Zain. Gedenk, HEERE, Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden; want die zijn van eeuwigheid.’!
— Psalm 25: 6
Vanuit de stilte van de nooit begonnen eeuwigheid heeft God
gedachten des vredes gehad. Wanneer ik dat beleef, dan staat de
tijd voor mijn waarneming even stil en proef ik in mijn ziel iets
van het beginsel van die eeuwige vreugde. Mis ik dat nu, dan
mag ik met David in onze tekst een beroep doen op de HEERE.
Dat Hij gedenkt aan Zijn eeuwig verbond en weer opnieuw tot
mijn ziel spreekt en aan mij ‘van verre tijden’ verschijnt en zegt:
‘Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u
getrokken met goedertierenheid’ (Jeremia 31: 3).
Beleeft u dit, dan smelt u weg onder de liefde Gods en dan
ervaart u dat de HEERE werkelijk gedenkt, zowel aan Zijn
barmhartigheden alsook aan Zijn goedertierenheden, want die
zijn immers van eeuwigheid.
De zaligheid ligt van eeuwigheid vast in God Drie-enig.
God heeft er Zijn vermaak in om Zijn Kerk op grond van
recht barmhartigheden en goedertierenheden te bewijzen. Ik
denk aan de boektitel Om ’t eeuwig welbehagen. Uw zaligheid
ligt vast in het eeuwig welbehagen Gods om zondaren zalig te
maken. Het Lam is geslacht van voor de grondlegging der
wereld. Tobbende ziel, bezie het nu eens van Gods kant, en
zoek geloof te oefenen, dat rust in Zijn eeuwig trouwverbond.
Hij laat toch niet varen de werken van Zijn handen? God heeft
vermaak in uw behoud, en heeft voor u als tobber de meeste
zorg. Merk het toch eens op.
De Goede Herder heeft de meeste zorg voor het kleinste
lammetje. Hij raapt u op en Hij fluistert u in het diepst van uw
ziel toe: ‘Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom
heb Ik u getrokken met goedertierenheid.’ Roem dan maar in
het eeuwig welbehagen Gods, het zal door Zijn hand gelukkiglijk
voortgaan. Kom, steek uw hoofd omhoog en u zult de
eerkroon dragen.
Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;
Uw vrije gunst alleen wordt d’ ere toegebracht;
Wij steken ’t hoofd omhoog en zullen d’ eerkroon dragen,
Door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen;
Door Ds. K.H. Bogerd