‘Caph. Alle paden des HEEREN zijn goedertierenheid en waarheid, dengenen die Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren.’
— Psalm 25: 10
Let wel, mijn lezer of lezeres, er staat in onze tekst: ‘Alle paden
des HEEREN zijn goedertierenheid en waarheid.’ Het geeft
mij heel wat te denken wat de kanttekenaren bij deze woorden
opmerken: ‘Al wat Hij bij Zijn kinderen doet, Zijn ganse regering
over hen, is niet dan enkel goedgunstigheid, die Hij naar
Zijn gewisse beloften aan hen tot hun best bewijst, hoe vreemd
dat het dikwijls, ten aanzien van menigerlei kruis, het vlees
moge toeschijnen.’
En dan moeten we vervolgens ook de aandacht richten op
het aanwijzend voornaamwoord ‘dengenen’. Het is dus alleen
aan diegenen geadresseerd, die het betreft! Betreft het u, dan
hoort u bij degenen, die met een oprecht hart ‘Zijn verbond en
woorden als hun schatten gadeslaan’. U houdt het verbond in
het oog en u koestert de getuigenissen van de HEERE.
Het gaat om degenen – en dan citeer ik weer de kanttekenaren
– ‘die de beloften Zijns verbonds met geloof aannemen
en daarop een godvruchtig leven leiden’. Maar dan wel als
twee kanten van dezelfde medaille: Aan de ene kant de verbondsbeloften
met oprecht geloof aannemen en aan de andere
kant, onlosmakelijk aan elkaar verbonden, een godvruchtig
leven leiden. Hoe doe je dat? En hoe doe je dat wanneer het er
(bij u en mij) echt op aankomt? Nou zo, met een Psalm, welke
mogelijk wel gezongen werd in het uur van uw belijdenis:
Ik zet mijn treden in Uw spoor,
Opdat mijn voet niet uit zou glijden;
Wil mij voor struikelen bevrijden,
En ga mij met Uw heillicht voor.
Ik roep U aan, ’k blijf op U wachten,
Omdat G’, o God, mij altoos redt,
Ai, luister dan naar mijn gebed,
En neig Uw oren tot mijn klachten.
Door Ds. K.H. Bogerd