En Jona bad tot de HEERE zijn God, uit het ingewand van de vis.
— Jona 2:1
Jona had er aanvankelijk helemaal geen zicht op dat hij gered zou worden. Dat geloof kreeg hij later wel, maar aanvankelijk dacht hij dat hij zou sterven. Hij noemt de vis in vers 2: ‘de buik des grafs’. En in het ingewand van die vis gaat Jona bidden. Dat wordt zijn bidvertrek. Als er maar nood is, kun je op elke plaats bidden. En op ongewone plaatsen bidt je vaak nog het meest vurig ook. Al zien de mensen het niet, maar wat kan er een zuchten zijn naar de hemel. Terwijl je in de spreekkamer van de dokter zit, waar je een bericht te horen krijgt waar je leven van afhangt. Of in de sporthal als je voor een heel belangrijk examen staat. En ik hoop dat je in de kerk, onder de preek ook weleens je ogen naar boven slaat: ‘O God wees mij de zondaar genadig!’ Jona bad tot de Heere. Dat bewijst dat Jona terug is op het rechte pad. Dat hij weer op zijn plaats is. Want Jona deed dat niet meer. Toen die heidense zeelui in die storm hun goden aanriepen, lag Jona te slapen. Maar hier krijgt Jona de Heere weer nodig. En dan is er hoop. Hoe is het met jou? Bidt jij? Doe je dat echt?
Door Ds. M.A. Kempeneers