Maar ik zal uitzien naar den HEERE, ik zal wachten op den God mijns heils; mijn God zal mij horen.
— Micha 7:7
Advent betekent: verwachten, uitzien, verlangen naar. In Israël zagen de gelovigen uit naar de eerste komst van de Heere Jezus. Vanaf het paradijs heeft de Heere Zelf de Messias (Gezalfde) beloofd. Denk aan de moederbelofte in Genesis 3:15: ‘Ik zal vijandschap zetten tussen u (satan) en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad (Christus); Datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij zult Het de verzenen (hielen) vermorzelen’. Daar is de strijd tussen Christus en de satan begonnen. Tegelijk staat hier duidelijk, dat Christus de kop van de satan zal vermorzelen. Dat heeft Hij gedaan op Golgotha, toen Hij uitriep: Het is volbracht. Maar al heeft de Heere Jezus overwonnen, toch heeft de satan nog veel macht. Telkens heeft de Heere laten profeteren dat in de volheid van de tijd Die Verlosser zal komen. De plaats waar, de manier hoe, Zijn naam, Zijn werk en wanneer Hij komen zal. Micha is een van de weinige vromen, die overgebleven is te midden van zijn volk. Bijna niemand is trouw aan de HEERE en zijn naaste. Maar Micha mag te midden van veel goddeloosheid vertrouwen op Zijn God. De HEERE zal Zijn volk verlossen, net als in Egypte en Hij zal ook de zonden vergeven. Waarom? Omdat Hij trouw is aan Zijn verbond. Hoe is jouw uitzien op weg naar Kerst? Net als de dichter van Psalm 130? Ik blijf den HEERE verwachten, mijn ziel wacht ongestoord, ik hoop in al mijn klachten, op Zijn onfeilbaar woord? Dat is echte verwachting.
Door B.S. van Groningen