Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders;
— Psalm 23: 5a
De kern van psalm 23 bestaat uit drie woordjes. ‘Gij met mij’. Dat is Davids geloofsbelijdenis. God is met hem. Waar? In het dal van de schaduw van de dood waar het kwaad rond gaat. Levensgevaarlijk dal dus. Geloven is ook van levensbelang. Zonder geloof is dat dal een hel.
In dat dal beschrijft David dat de HEERE hem als een herder zal beschermen en verdedigen. Daarvoor beschrijft hij drie attributen. Een stok, een staf en een tafel. Met name die laatste, die snapte ik niet helemaal, jij wel? Waar komt die tafel nu ineens vandaan?
Ik denk dat David bij die tafel niet meer denkt aan een herder, maar aan een gastheer. God als gastheer. Wat heb je daaraan als het kwaad je bespringt? Nou, je moet weten dat in het Oude Oosten een gastheer die een tafel voor je klaar maakte ook meteen je beschermheer was. Als je een vreemdeling of reiziger binnen liet achter de poort op je erf en een maaltijd en een bed aanbood, dan stond je met je leven garant voor zijn of haar welzijn.
Je ziet dat bijvoorbeeld in Genesis 19, waar Lot die twee mannen bij hem onderdak geeft en een maaltijd voor ze klaarmaakt. Als de mannen van Sodom dan zijn bezoekers kwaad willen doen, beschermt hij ze tot het uiterste. Zelfs zo, dat wij met gefronste wenkbrauwen lezen dat hij nog eerder zijn dochters naar buiten stuurde dan zijn gasten. Je denkt dan: welke vader stuurt zijn kind naar buiten als het kwaad aan de poort staat? Ik kan er maar één bedenken. Lot hoefde het uiteindelijk niet te doen, maar God deed het wel. Jezus ging tot in het dal van de dood naar de hel, om ons daaruit te kunnen verlossen.
Jezus leed buiten de poort zodat ik Bij de Heere weer mag binnen komen. Heel treffend zie je dat gebeuren als je schuilen mag aan Zijn tafel bij brood en beker. Daar hoor je het evangelie: Ik voor jou, anders was je de eeuwige dood gestorven!
Door Ds. F. van Binsbergen