“Daarom zeide God tot Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen, want de aarde is door hen vervuld met wrevel; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven”
— Genesis 6:13
Deze week willen we met elkaar nadenken over de geschiedenis van de zondvloed. Het woord ‘zondvloed’ is ontstaan uit het midden-Nederlandse woord sintvloet. Dit heeft niet te maken met het oordeel over de zonde, maar betekent eenvoudig ‘grote vloed’. We kennen allemaal de geschiedenis van Noach wel. Noach was een rechtvaardig en oprecht man. Op een dag spreekt de Heere tot Hem. De Heere heeft rondgekeken onder de mensen van de eerste wereld en heeft daar veel zaken gezien die niet stroken met Zijn heilige geboden. Er is véél geweld en haat onder de mensen. De Heere besluit de eerste wereld te straffen met Zijn oordelen. Er zal een zondvloed komen. In het Nieuwe Testament wordt voor verwijzing naar de zondvloed het woord kataklusmos gebruikt, dat letterlijk ‘overklotsing’ of ‘overspoeling’ betekent. Zo wordt de aarde door het water gereinigd van al die vuile zonden. Noach vond echter genade in de ogen van de Heere. Noach krijgt de opdracht om een ark te bouwen, zodat hij met zijn gezin deze wereldwijde ramp kan overleven. De Heere geeft Noach duidelijke bouwinstructies. Verklaarders menen, op grond van Genesis 6:3, dat Noach 120 jaar gebouwd heeft aan de ark én de mensen gewaarschuwd heeft voor het aankomende oordeel. Bekeert u! De mensen hebben er mogelijk mee gespot, in ieder geval hebben ze de boodschap van Noach in de wind geslagen. Een zondvloed? Ach, dat zal wel meevallen. Wat als de Heere ons leven komt te overzien? Als predikanten of ouderlingen ons waarschuwen voor het komende eindgericht? Sla je die boodschap ook in de wind? Een eindoordeel? Ach, dat zal wel meevallen… Nee!
Door Jan van Meerten