Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige
— 1Johannes 2:1
In deze eerste brief van de apostel Johannes herkennen wij de Johannes van het Evangelie. Zoals we gisteren zagen dat de Heere Jezus getuigt dat Hij het Licht der wereld is, zo neemt Johannes dat getuigenis van het Licht in deze brief over (zie hoofdstuk1). Johannes wordt wel de apostel van de liefde genoemd. Dat is wel duidelijk uit het eerste vers van dit tweede hoofdstuk.
Liefdevol schrijft hij: Mijn kinderkens. Hij is de pastor bij uitnemendheid, een herder die hart voor zijn kudde heeft. Hij gaat als het ware naast de mensen zitten aan wie hij schrijft. Hij noemt ze: mijn kinderkens, geliefden, kinderen.
Liefdevol en indringend wil hij hen er toe dringen in de wegen des Heeren te blijven gaan. Hij waarschuwt tegen de dwaalleer die hen bedreigt. De dwaalleer dat Jezus Christus niet de Zoon van God is. Er is dus niets nieuws onder de zon. Evenals nu, waren er ook toen mensen die het geloof in de Heere Jezus betwijfelen. Ze beweren dat de zonde niet bestaat en dat je lekker door kunt leven. Carpe diem, pluk de dag, dat is hun motto. Je leeft tenslotte maar één keer, dus haal eruit wat erin zit. Daarmee wordt de zonde en het zondige bestaan overschreeuwt. Eigenlijk de zonden betwijfelt. Heeft de slang wel gesproken? Het kan toch niet zijn dat we totaal zondig zijn? We doen toch nog best, goede dingen? En vul verder maar aan.
Maar wie de zondeval in twijfel trekt, zet daarmee ook vraagtekens bij de noodzaak van het offer op Golgotha en de bloedstorting van de Heere om het schepsel met de Schepper te verzoenen. Daarmee maakt men Christus tot een leugenaar.
Maar zegt de apostel: Wij hebben een Voorspraak. Johannes getuigt dat Christus de enige en volkomen Middelaar van de verzoening is, die de straf op de zonde volledig heeft betaald. Des te ernstiger roept Johannes ons toe om niet te zondigen. Hij weet dat gelovigen steeds weer in zonden vallen. Daarom moeten we onze zonden belijden en mogen we daarin een beroep doen op Christus. Christus is de Rechtvaardige, die zelf nooit één zonde heeft gedaan en die de Voorspraak is bij de Vader.
Zie je het wonder dat je dat mag geloven? Jij en ik die dagelijks weer in zonden vallen, dat je deze Voorspraak bij de Vader hebt? Christus is de Advocaat die in de hemel voor Zijn kinderen pleit. Hij vergoelijkt de zonde niet. Hij vraagt niet of Zijn Vader een oogje wil dichtknijpen. Nee, dat niet, maar Hij doet een goed woord bij de Vader door te wijzen op Zijn verlossingswerk.
HEER, door goedheid aangedreven,
Zijt Gij mild in 't schuldvergeven.
Wie U aanroept in den nood,
Vindt Uw gunst oneindig groot. (Ps.86:3)
Door Kand. W.J. Korving