Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet.
— Johannes 4: 32
Terwijl Jezus haar nakijkt, vragen Zijn discipelen bezorgd, liefdevol: Rabbi, eet. Waarop de Meester zegt: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet. Nee, dat begrijpen ze niet. Ze denken dat hun Meester al eten heeft gekregen? Jezus zeide tot hen: Mijn spijze is dat Ik doe den wil Desgenen Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbreng…Jongeren, Mijn honger is al gestild. Ik heb geen dorst meer. Ik ben al uitgerust. Waarom? Omdat Ik op aarde ben gekomen om de wil te doen van Mijn Vader in de hemel. Ik ben gekomen om Zijn werk te volbrengen. Het gaat Mij om geestelijke spijs. Het gaat om Mijn Vader, om Zijn wil en Zijn werk. Daarmee ben Ik nu bezig. Daarvoor moet ik in Samaria zijn…. Daarin krijgt Hij de eer! Kijk eens om je heen! Nu is het nog winter. Het duurt nog vier maanden en dan wordt er geoogst. Maar…wat zien jullie daar in de verte aankomen? Sichar komt tot Jezus. De oogst wordt nu al binnengehaald! In de winter zorgt God Zelfs voor de oogst! Tot Zijn eer!
Door Ds. D.W. Tuinier