‘want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in de nacht’
— 1 Thes.5:2
De Thessalonicensen verwachtten dat de Heere Jezus spoedig terug zou komen, hoorden we gisteren. Ze hielden daar ernstig rekening mee. Niet dat men er bang voor was. Integendeel. Men zag er naar uit. Daarom schreef Paulus aan de gemeente van Thessalonica: ‘Maar gij broeders, gij zijt niet in de duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen’. Als een dief komt, stuurt hij niet eerst een bericht van zijn komst. Stel je voor. Dan werd hij door de politie verwelkomd. De dief komt wanneer men het niet verwacht. De Thessalonicensen worden van het woord dief niet afgeschrikt. Ze weten dat de Heere er in eens zal zijn en daar rekenen ze mee en op. Zij wandelden niet in de duisternis maar hen gold: ‘Hoe zalig is het volk dat naar Uw klanken hoort, zij wandelen Heer’ in ’t licht Uws aanschijns voort’. Wat van de dag des Heeren geldt, betreft ook de dood. Soms voelt iemand het einde naderen maar heel vaak is het zo dat men door de dood wordt overvallen. Er staat wel eens op een rouwkaart dat iemand onverwachts stierf. Eigenlijk is dat een trieste mededeling. Men hield blijkbaar geen rekening met de grote Godsontmoeting. Laat dat bij u/jou toch anders zijn. Hij komt gelijk een dief. Niet dat die dag een dief is en je steelt. De enige vorm van overeenkomst is het plotselinge ervan. Houdt er daarom ernstig rekening mee. Dat deden de Thessalonicensen ook. Wie weet dat er een dief op komst is neemt voorzorgsmaatregelen. Bij de Joden stond er vroeger wel eens op een doodsbaar: ‘Bekeer u één dag voor uw dood!’ Neem dat woord maar ernstig ter harte.
Door Ds. M. van Kooten