Ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede
— Psalm 73: 3
Asaf begrijpt er niets van. De goddelozen hebben een fantastisch leven. Het gaat hun voor de wind. En de mensen die de Heere vrezen hebben moeiten, problemen en zorgen te dragen. Dat is toch niet eerlijk van God?
Hij ziet dat het goed met de goddelozen gaat. Hun kracht is fris: Voor Asaf straalt er geluk, levensvreugde en energie van hun leven af. En als hij dan naar zichzelf kijkt, ja dat is wel een ander verhaal. We weten niet wat Asafs omstandigheden precies waren, maar hij had het moeilijk. ‘Mijn bestraffing is er alle morgen”.
Hij probeert het te begrijpen maar het lukt hem niet. ‘Heere… Hoe kan dit? U belooft toch zegen aan hen die U liefhebben?’ Hij wordt ook jaloers op de goddelozen. Ik wil eigenlijk ook zo’n leven.
Herken je het? Zie je ook dat mensen in de wereld een fijn, veelbelovend leven hebben? Zie je dat anderen een prachtige cariëre aan het uitstippelen zijn en het lijkt hen nog te lukken ook?
Dan neemt de Heere God Asaf mee naar de tempel, naar de spiegel. Daar ziet hij het offer. De Heere God laat hem zien: ‘Asaf, dat offer, dat hier elke dag gebracht wordt, dat is vanwege jouw leven.’ En het is alsof de Heere de lamp aandoet in zijn hart. Ineens is hij niet zo jaloers meer op de voorspoed van de buurman. Hij wordt heel klein: ‘Wat heb ik veel van de Heere gekregen. Wat is de Heere altijd goed voor mij geweest! en wat was ik ‘een beest’ daartegenover’
Herken je jezelf ook in deze spiegel? Zeg je: ‘Ik was nijdig (jaloers), ziende der goddelozen vrede?’ Maar nu ben ik dat niet meer. Nu zeg ik met Asaf: Nevens (buiten/naast) U lust mij ook niets op de aarde! Het is mij goed nabij God te wezen. Wat is dat geweldig! Dan heeft de Heere je opgezocht.
Door Filip Uijl