…De Geest, Die in ons woont, heeft Die lust tot nijdigheid?
— Jakobus 4 : 1 - 12
Waar liefde ontbreekt, krijgt jaloezie, haat en nijd de overhand. Zelfs bij kinderen Gods. Zo hoort het niet te zijn, maar helaas komt het vaak voor. ‘Wereldse’ mensen moeten dan zeggen: hebben zij de liefde van God in hun hart? Vaak kunnen we nog een voorbeeld nemen aan hen, die niet opgegroeid zijn met het Woord van God. Jakobus geeft een antwoord. Vaak komt dit voort uit verkeerde, zondige begeerten. Altijd maar meer willen hebben, het niet uit kunnen staan, dat een ander iets nieuws of iets mooiers heeft. Begeerte naar alles wat het tijdelijke leven biedt, kan ons in de weg staan om de Heere oprecht te dienen. Hoogmoed is ook een oorzaak van onenigheid, daarom is het advies van de apostel terecht: vernedert u voor de Heere, en Hij zal u verhogen. Wanneer Gods Geest in ons woont dan mogen deze zaken zeker niet gevonden worden. Ons leven strijdt dan met onze woorden. Als dit gevonden wordt onder Gods kinderen, hoe zal het dan zijn bij de onbekeerden? De Heere Jezus heeft eens gezegd: de ergernissen moeten komen, maar wee degenen, door wie ze komen. Hij was altijd de Minste, terwijl Hij de Meeste (r) was. Bij de voetwassing heeft Hij het voorbeeld gegeven! Slechts één zat met ongewassen voeten aan tafel, omdat niemand slavenwerk wilde doen. Elkaar de oren wassen is niet moeilijk, maar de ander de voeten wassen, dan moeten wij door de knieën. Maar de minste te zijn, daar is nog nooit iemand slechter van geworden. De liefde is niet afgunstig en zoekt zichzelf niet. Waar liefde woont, gebiedt de Heere de zegen!
Door B.S. van Groningen