Kinderkens, hebt gij niet enige toespijs? Werpt het net aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden…
— Johannes 21 : 1 - 11
Onbegrijpelijk! Na een lange nacht vissen zijn de netten van de discipelen nog steeds leeg. Na een nacht ploeteren op de juiste plaats en tijd, alles is in orde…en dan niets vangen. Ze zijn er zo door ontstemd, dat ze niet in de gaten hebben dat s morgens vroeg hun Meester aan de oever hen opwacht. Maar Hij staat er wel! Hij zoekt hen op, opnieuw! En Zijn vraag om een visje komt wel op een zeer ongunstig moment. Nee, zelfs dat hebben ze niet. Ook Petrus komt met zijn armoe voor de dag. Ook hij moet leren: uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, opdat niemand roeme! Jezus Zelf zorgt voor de vis. Hij maakt plaats voor volle netten. Daarom Zijn liefdevolle raad om ze nog eens uit te gooien, nu aan de rechterkant van het schip. Er gaat kracht uit van Zijn Woord. Hij spreekt met macht. En Hij geeft er een heerlijke belofte bij: zij zullen vangen. Wat Hij belooft, gebeurt! Als het net opgehaald wordt, zitten er 153 grote vissen in. Johannes, die zijn Meester herkent, stoot Petrus aan: Het is de Heere. Deze bedenkt zich geen ogenblik. De liefde doet hem alles vergeten. Hij stapt over boord en zorgt dat hij zo snel mogelijk bij Hem is. Een poosje later zitten ze gezamenlijk aan het strand, aan de maaltijd; met Jezus in het midden. Hij is de grote Gastheer. Hij zorgt voor brood en vis. Omdat het leven in Hem ligt, in Hem alleen! En zo is het nog!!
Door Ds. D.W. Tuinier