Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn
— 1 Korinthe 15:20
De Eersteling betekent hier niet, dat Christus in tijdsorde de Eerste was, die opstond uit de doden. Anderen, bijvoorbeeld Lazarus, de vriend van de Heere Jezus, waren reeds voor Hem uit hun graf gekomen. Maar dat Christus hier van de ontslapenen de Eersteling der opstanding wordt genoemd, betekent, dat Hij de Eerste is van een rijke oogst. Eersteling staat in verband met de vrucht van de oogst.
De apostel refereert naar de Wet aangaande de Eerstelingen (Lev.23:9-11).
Als de oogst rijp was, moest er een schoof/bundel als een hefoffer en als een brandoffer voor de Heere geofferd worden. Er mocht geen brood gegeten worden, noch gedroogd graan, noch van het koren, voordat het Offer der Eerstelingen was gebracht. Nadat dit was volbracht, was de gehele oogst geheiligd. En met verwijzing naar dit Offer der Eerstelingen noemt de apostel de opstanding van Christus als de Eersteling.
Hij is opgestaan en allen die in Hem gevonden worden, zullen ook opstaan.
Christus is de Eersteling van een rijke oogst. Zijn offer is geheiligd en daardoor zijn allen die in Hem zijn, geheiligd. Denk aan Psalm 118:12 (ber.):
Dat men op deez eerstelingen een rijke oogst van voorspoed.
En als je dan bedenkt dat Christus deze Psalm, die onderdeel van het Hallel is, gezongen heeft in de nacht voorafgaande aan Zijn lijden en sterven.
Hij is inderdaad als Eersteling tot rijke oogst van voorspoed gesteld.
Want op de Paasmorgen staat Hij op uit Zijn graf en treedt Hij de Zijnen tegemoet als hun Vertegenwoordiger. Hij heeft voor hen al de slagen opgevangen. Door Zijn volbracht Middelaarswerk zijn zij voorgoed buiten bereik van zonde, dood en verderf gekomen.
Och HEER, geef thans Uw zegeningen;
Och HEER, geef heil op dezen dag;
Och, dat men op deez' eerstelingen
Een rijken oogst van voorspoed zag (Ps.118:12)
Door Kand. W.J. Korving