Gij hebt mij genezen.
— Psalm 30:3b
In Psalm 30 zingt David de Heere een danklied voor zijn genezing. Hij is ernstig ziek geweest. Het had niet veel gescheeld of hij was in het graf terecht gekomen en in de kuil nedergedaald. Je bent misschien ook wel eens op een nippertje aan de dood ontsnapt. De Heere gaf nog uitstel om je tot Hem te bekeren.
David heeft tot zijn God geroepen om hulp en uitredding. En de Heere heeft dit gebed wonderlijk verhoord. Het is immers niet vanzelfsprekend dat Hij verhoort. Niet om het gebed doet de Heere wonderen, wel op het gebed, op het noodgeschrei. Nooit is er iets in ons waarom Hij verlossing zendt. Bij ons ligt alles verbeurd en verzondigd. Hij verhoort enkel en alleen vanwege het volbrachte Middelaarswerk van Davids grote Zoon, de Heere Jezus Christus. Toen Hij bad op Golgotha ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’, kwam er geen antwoord, opdat al de Zijnen tot God zouden genomen en nimmermeer van Hem verlaten worden.
Hoor je David zingen? Hij maakt de Heere groot. Heb je dat ook gedaan toen je beter werd? Kreeg je in het ziekenhuis of thuis de vrijmoedigheid om van Zijn wonderen te spreken? ‘Gij hebt mij opgetrokken; Gij hebt mij genezen; Gij hebt mijn ziel uit het graf opgevoerd; Gij hebt mij bij het leven behouden.’ Daar hoeven we ons toch niet voor te schamen?!
David kan de Heere niet meer missen. In het slot van zijn danklied klinkt een gebed: ‘Wees mij genadig en wees mij een Helper.’
Lezen: Psalm 30
Door Ds. J. Joppe