Hierover heb ik de Heere driemaal gebeden.
— 2 Korinthe 12:8a
Paulus is ziek. Hij heeft een scherpe doorn in het vlees, namelijk een engel van de satan, die hem met vuisten slaat, opdat hij niet zou roemen in zichzelf. Wat bedoelt de apostel hiermee? Wijst hij hier op de kwelling van tegenstanders? Of geeft die scherpe doorn in het vlees iets aan van lichamelijk of psychisch lijden, dat hem dag en nacht kwelt? Het is maar goed dat we niet precies weten wat Paulus mankeert, want zo kan iedereen zijn eigen doorn in het vlees invullen. Of heb jij geen doorn?
De apostel klaagt niet over deze doorn. Hij legt zich er ook niet bij neer. Hij gaat ermee naar de Heere. Dat is het beste adres. Driemaal heeft Paulus gebeden of de Heere hem van die doorn wilde verlossen. De Heere heeft het immers beloofd: ‘Roep Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.’
Maar de Heere verhoort wel eens anders dan waar wij om bidden. Dan denken wij: God hoort me niet, want het verandert niet of de situatie verergert. Maar God weet veel beter wat wij nodig hebben dan wij zelf inzien. Hij is almachtig en ook vrijmachtig. Paulus’ doorn in vlees wordt niet weggenomen. De Heere zegt tegen Zijn dienstknecht: ‘Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.’ Dat betekent: Zie niet op wat je mist, maar op wat je hebt. De genade die Christus door Zijn zoenbloed verwierf. Die zaligmakende genade is ook voor ons genoeg in leven en in sterven.
Lezen: 2 Korinthe 12:1-10
Door Ds. J. Joppe