Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: “Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.”
— Johannes 3:3
Dát had deze nette en oppassende man niet gedacht, dat Jezus hem zó zou aanspreken. Hoe? Nou, dat Hij hem zomaar zegt, dat hij wedergeboren moet worden om ooit iets te kunnen zien van het Koninkrijk van God. Wat bedóelde Jezus eigenlijk? Was Nicodemus dan op het verkeerde spoor? Wat hij nog onbekeerd (zoals wij het wel eens zeggen)? Hoe zit dat eigenlijk?
Ja, we kunnen de ontmoeting tussen Jezus en Nicodemus wel als een frontale botsing omschrijven. Het begon zo aardig en vriendelijk. Nicodemus had best wel goede gedachten over Jezus. Hij had gehoord – en misschien ook wel gezien – welke wonderen Jezus deed. En zijn conclusie was, zoals je in vers 3 leest: “Rabbi, wij weten, dat u een leraar bent die van God gekomen is, want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, als God niet met hem is.”
Maar Jezus gaat heel niet op de vriendelijke woorden van Zijn late bezoeker in. Hij duidt met één zin aan, waar het bij Nicodemus eigenlijk aan mankeert.
En bij jou? Jij bent ook vriendelijk, netjes, oppassend, kerkelijk. Ja, anders zou je toch deze App niet lezen. En toch… Ben jij wedergeboren? Of ben je het niet? Met andere woorden: ben je op weg naar het Koninkrijk van God of niet? Hoor jij bij de échte volgelingen van Jezus, of toch eigenlijk niet?
Deze week, als God je genadetijd verlengt, ga je lezen over de zo onmisbare wedergeboorte. En ik denk niet dat het verkeerd is om de Heere te vragen om je te laten zien of je wel of niet wedergeboren bent.
Er hangt immers heel veel van af…
Lezen: Johannes 3:1-6
Door Ds. W. Pieters