“Dat deze dagen gedacht zouden worden en onderhouden in alle en elk geslacht, elk huisgezin, elk landschap en elke stad; en dat deze dagen van purim niet zouden overtreden worden onder de Joden, en dat de gedachtenis derzelve geen einde nemen zou bij hun zaad.”
— Esther 9:28
Komende dagen herdenken wij met dodenherdenking en vieren wij met bevrijdingsdag. Ook de Joden hebben bevrijdingsdag: het Purimfeest. Waar dat feest vandaan komt, kunnen we lezen in de laatste hoofdstukken van Esther. Haman is gehangen aan de galg, maar de wet is er nog die eist. Deze wet kan niet ongedaan gemaakt worden, want het is een wet van Meden en Perzen. De wet eist: wij zijn doodschuldig. Zo is het ook geestelijk. Er is een wet die betaling eist. Uit onszelf is er geen middel om te betalen. Ook onze medemens, een engel of een ander schepsel kan niet voor ons betalen. Dat wordt omkomen! In (wan)hoop roept zo’n mens uit: Is er dan nog (wel) een middel? Ja! Lees Zondag 5 en 6 van de Heidelbergse Catechismus maar eens. Zo is het ook met de Joden in het gigantische koninkrijk Perzië. Het wordt omkomen, want er is een wet die eist. Esther gaat opnieuw naar de koning en opnieuw is hij haar genadig. De schrijvers van de koning maken een tegenwet. De Joden mogen zich verdedigen en alle vijanden te verslaan. De Joden verenigen zich in hun steden en vechten dapper. Er kwam een schrik over de volkeren en velen sloten zich bij de Joden aan. Een les voor christenen die dezelfde belijdenis hebben: verenigen, want samen staan we sterk. De overwinning door de Joden in Esthers tijd wordt ook wel de Joodse bevrijdingsdag genoemd: het Purimfeest. Het boek Esther sluit af met de geschiedenis van Mordechai de Jood die een belangrijk man geworden is. Wie had dat kunnen denken!
Door Jan van Meerten