De God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.
— 1 Petrus 1:3
Het stukje dat je in de brief van Petrus leest, kan je bemoedigen. Hij heeft het over Gods grote barmhartigheid. De heidenen in de gemeenten, waaraan Petrus deze brief schrijft, ontvingen het grote geschenk van de nieuwe geboorte, omdat God zo barmhartig was. En God is niet veranderd: Hij is nog net zo barmhartig. En daar mag jij vrijmoedig een beroep op doen. Niet omdat je het verdiend zou hebben. Welnee! Dan zou je ook niet kunnen spreken over barmhartigheid. Het is juist terwijl je het niet verdiend hebt, maar ondertussen wel heel ellendig eraan toe bent, dat de barmhartigheid van God ter sprake komt. En ellendig bén je, nietwaar? Hoe ellendig? Dat weet je niet eens goed. De mensen in Pontus, Galatië, enz., wisten het eerst ook niet. Maar de Heere liet het ze wel merken: alles buiten Jezus laat nameloos leeg. Je kunt er je arme ziel niet meer blij mee maken. Vroeger misschien wel, maar nu niet meer.
Wat nu? De mensen mochten horen van die barmhartige God, Die niet maar een béétje barmhartig is, maar gróót van barmhartigheid… O, schep dan moed, moedeloze lezer, uit het behoud van deze heidenen, zo lang geleden zo ver hiervandaan. En neem het vaste besluit om de Heere ootmoedig erop aan te spreken. Nee, niet alsof God jou iets verplicht zou zijn en niet alsof jij ergens recht op hebt, maar toch… Toch Hem smeken om die grote barmhartigheid ook aan jou te bewijzen. Het kán toch? Petrus schrijft het erbij. Omdat Jezus is opgestaan, dáárom is er nieuw leven mogelijk. Een leven zonder zondeschuld en zonder verdoemenis. De opstanding van Jezus Christus geeft hoop: nu worden dode zondaren levend gemaakt door de Vorst van Pasen!
Lezen: 1 Petrus 1:1-9
Door Ds. W. Pieters