Een ieder die uit God geboren is, die doet de zonde niet, want Gods zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.
— 1 Johannes 3:9
De apostel Johannes heeft het gesprek tussen Jezus en Nicodemus bijgewoond en het heeft een onvergetelijke indruk op hem gemaakt. Er is dan ook in heel het Nieuwe Testament niet één boek waarin zoveel over deze Goddelijke geboorte is te lezen, als juist in de eerste brief van Johannes, de schrijver van het vierde Evangelie. Hij beschrijft waaraan je het in je eigen leven kunt herkennen of je wel of niet wedergeboren bent. Namelijk aan het wel of niet zondigen. Wie zondigt, is niet uit God geboren; en wie uit God geboren is, zondigt niet.
Eenvoudig, vind je niet? Maar het kan niet anders of elke serieuze lezer van deze kompasstukjes moet nu wel verbaasd denken: Wie zou er dan op heel de wereld wedergeboren zijn? Als het waar is, wat Johannes schrijft, dan is er niet één wedergeboren. Want wie is er die niet zondigt? Nou, je hebt 100% gelijk: als Johannes zou bedoelen dat een kind van God nooit één zonde doet, dan klopt er helemaal niets van. Maar ik zal je laten lezen wat onze statenvertalers erover schrijven in de kanttekening: “die begeeft zich niet tot een kwaad en zondig leven; die laat de zonde over zich niet heersen.” Het gaat dus niet over in zonde vallen, struikelen, maar gaat over een leven in de zonde, waarbij je ook nog ’s geen smart hebt over je zonden.
Een wedergeboren christen heeft dit nu juist wel: verdriet dat hij niet volmaakt leeft en niet ene dag zondeloos door komt. Maar dat hij het elke dag weer nodig heeft de vijfde bede te bidden: vergeef ons onze schulden…
En zo verlang je naar de kracht van de Heilige Geest dat Hij het nieuwe leven van de wedergeboorte steeds méér doet groeien in je ziel.
Lezen: 1 Johannes 3:1-9
Door Ds. W. Pieters