En hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon Gods, en des Lams.
— Openbaring 22:1
Johannes heeft de schitterende lichtstad met de paarlen poorten gezien, in de vorm van een kubus, net zoals het heilige der heiligen: de woonplaats van God. Dat betekent dat alles in het nieuwe Jeruzalem in het teken staat van het dienen van de Heere. God en mensen voor eeuwig samen in veiligheid, vrede en vreugde. Dat is niet minder dan een omschrijving van het paradijs, zoals dat beschreven staat op de eerste bladzijden van de Bijbel. Ook daar was een rivier. Wat was het daardoor heerlijk in het paradijs. Door de zonde werd het paradijs voor ons gesloten. En daarmee werden we ook van de levensstroom afgesneden, van de levensbron, God Zelf. Wat wij deden was wat God in Jeremia 2 klagend verzucht, namelijk dat we Hem, de Bron van levend water verlaten hebben, om voor onszelf lekkende bakken uit te hakken, die geen water houden. Waar God verzoend is, waar de vloek geboet is, dáár komt pas levend water. In Ezechiël 47 ziet Ezechiël dat de levensstroom uit het altaar komt. Jezus is daarvan de vervulling. Hij geeft het levende water (Johannes 4:13-14), Hij roept tot Zichzelf als de Bron van levend water in Johannes 7:37-38: ‘Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke!’. Hoezo? Omdat Jezus aan het kruis de Bron van het levende water geworden is voor ieder die in Hem gelooft. Dat is wat Johannes ziet in onze tekst. Want het komt uit de troon van God en van het Lam. Het ontspringt aan Zijn volmaakte offer voor de zonde, aan Zijn wonden. En nu stroomt er in het nieuwe Jeruzalem water dat leven geeft, vers, stromend water, een rivier die zo zuiver, puur, heilig en heerlijk is. Het paradijs is teruggewonnen en nu is het levende water overal altijd. Kun je het je voorstellen?!
Lezen: Openbaring 22:1-2 en Genesis 2:10
Door Ds. P.W.J. van der Toorn