“In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de tweede maand, op den zeventienden dag der maand, op dezen zelven dag zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken en de sluizen des hemels geopend”
— Genesis 7:11
De zondvloed is een wereldwijde ramp die verankerd is in de geschiedenis. De intentie van de auteur (Mozes) was om deze geschiedenis door te geven. De zondvloed wordt door de schrijver, geïnspireerd door de Heilige Geest, gedateerd op in het zeshonderdste jaar van Noach, in de tweede maand op de zeventiende dag van de maand. Toen aartsbisschop James Ussher in zijn Annals of the World (1650) de tijdlijn van de Bijbel reconstrueerde, op grond van de Bijbelse gegevens, dateerde hij de zondvloed op 2348 voor Christus. Of het exact in dit jaar gebeurde is niet duidelijk, maar in ieder geval wil de schrijver van Genesis duidelijk maken dat het hier gaat om geschiedenis. Daar blijft het echter niet bij. De zondvloed heeft ook betekenis voor vandaag. Het laat zien dat de Heere lankmoedig (geduldig), barmhartig, maar ook rechtvaardig is. Het oordeel werd niet gelijk uitgevoerd. Nee, de mensen werden nog 120 jaar gewaarschuwd, met een hoorbaar (prediking van Noach) en een zichtbaar Evangelie (de ark als object). Laat u met God verzoenen! De mensen luisterden niet. Zeven dagen voor de grote ramp gebeurde er wat bijzonders. Allerlei dieren kwamen naar de ark. Ook Noach kreeg de opdracht om met zijn gezin en spullen de ark binnen te gaan. Een extra waarschuwing voor de mensen die het gezien hebben. Maar toen, na zeven dagen, ging de deur dicht. De preken van Noach stopten en het oordeel kwam. Mogelijk hebben ze op het hout van de ark gebonkt: Doe ons open! Maar toen was het te laat. Hoe staat het bij ons? Zijn ook wij bereid? Dat kan alleen door de Enige Ark: de Heere Jezus Christus.
Door Jan van Meerten