En prezen God en hadden genade bij het ganse volk.
— Handelingen 2:47a
De kroon waar de uitstorting van de Heilige Geest op uit loopt, vinden we aan het slot van Handelingen 2: het prijzen van God. Mannen en vrouwen, jongens en meisjes, in Jeruzalem prezen de God en Vader van de Heere Jezus door de Heilige Geest. Gezegend zijn we als we door de Heere boven onszelf worden uitgetild en ook met elkaar de Heere mogen verheerlijken. Gaat het jou ook alleen om de eer van de Heere? Wie te midden van alle nood en aanvechting steun vindt in de Heere, gaat zingen van Zijn grote daden.
In vers 47 volgt dan iets heel opmerkelijks. Van de eerste christenen wordt namelijk gezegd, dat zij genade bij het ganse volk hadden. Blijkbaar dwongen ze respect af bij hun tijdgenoten. Ze staken hun geloofsovertuiging niet onder stoelen of banken, maar kwamen voor haar uit. In woord, handel en wandel hebben ze getuigd van de hoop die in hen was. De één met meer vrijmoedigheid dan de ander. Maar getuigd hebben ze. Gods Kerk in Jeruzalem was werkelijk een stad op een berg en een licht op een kandelaar. En dat legde beslag op de mensen. Ze komen er diep van onder de indruk. Er gaat iets vanuit. Door hun onberispelijk leven werden zij door het volk geprezen.
Staan wij nog wel voor de zaak die ons door de Heere is toevertrouwd? Of sluiten we onszelf op in onze bubbel? Calvijn heeft eens de bekende woorden gesproken dat ons altaar middenin de wereld staat. En zo hoort het. In de wereld zijn wij geroepen om de Naam van de Heere te belijden.
Lezen: Handelingen 2: 40-47
Door Ds. J. Joppe