Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vervullen
— Psalm 81:11b
Deze tekstwoorden hingen vroeger thuis bij ons op de overloop. Asaf roept ons toe om de mond open te doen tot God. Nee, niet tegen God. Dat hebben we al te veel gedaan. Denk maar eens aan het mopperen op het weer. Ze zeiden vroeger wel eens: Die bromt op het weer gromt tegen de Heer(e). Klagen mogen we nooit, dat mag alleen vanwege onze zonde. Door onze val in het paradijs doen we eigenlijk niet anders dan God tegenspreken. Vandaar dat onze keel wel een geopend graf wordt genoemd door Paulus in de Romeinenbrief. Ook zegt hij dat slangenvenijn onder onze lippen is. Zelfs Jesaja belijdt dat hij een man onrein van lippen is. Die dat leerden ontdekken, worden extra uitgenodigd om hun mond open te doen. Wijd open. Bij de tandarts moet de mond wijd open, anders kan hij ons niet helpen. Zo is het ook met de Arts van onze ziel. Doe uw mond wijd open. Roep je nood maar uit! Dat deed de blinde Bartimeus. Toen ze hem daarom bestraften deed hij zijn mond nog wijder open. Dat deed ook de Kananese vrouw die een dochter had van de duivel bezeten. Ze zijn daarmee niet beschaamd uitgekomen. En dat heeft de Heere ook beloofd. Ik zal hem vervullen. Spurgeon vertelt van een kasteelheer die alle bewoners van het dorp uitnodigde lege vaten op het kasteel te brengen. Hij vulde ze allemaal. Jaarlijks werden de vaten groter. En hij bleef ze vullen. Als een aards vorst zo vriendelijk is betreffende aardse noden, hoeveel te meer de Heere betreffende aardse en bovenal geestelijke nooddruft. Let er op dat de Heere niet zegt dat Hij misschien of mogelijk zal vervullen. Nee, absoluut, zeker; ‘Ik zal hem vervullen’.
Door Ds. M. van Kooten